Zeg nee tegen azc Brunssum

Stop de opmars van EXTREEM RECHTS

/ #1548

2015-11-18 12:58

“Wat doen jullie nou?” – een ontsnapping uit de vreemdelingengevangenis

 

“Staan die draden nou onder stroom?” Reza wees naar de afrastering op de hoge muur rond de binnenplaats. De bewaker lachte. “Nee hoor, daar komt toch niemand overheen.” Reza lachte mee. Zijn papieren hadden niet al te handig aangegeven dat hij uit Italië kwam, maar dat had men op Schiphol al meteen niet geloofd. Bovendien was er een marechaussee geweest die een paar woordjes Italiaans had opgepikt op vakantie, en daar had Reza niet eens iets op terug kunnen zeggen. Dus had hij zich gedwongen gevoeld asiel aan te vragen, als Afghaan uit de streek waar men ook Farsi spreekt. Direct zeggen dat hij uit Iran kwam leek hem te riskant. Niet dat het iets uitmaakte, want hij werd opgesloten in de toren voor ongewenste vreemdelingen. Hij hielp een beetje bij de sport, en als sportbeoefenaar stond hij op de binnenplaats en stelde hij zijn vraag. Wie kon er over die muur?

Nee, de klassieke ontsnapping via lakens of touwen was niet mogelijk. Maar wie eenmaal in dit land terecht was gekomen, ook al werd hem de toegang geweigerd wegens gebrek aan verblijfstitel of andere onbegrijpelijkheden, mocht slim geacht worden. Zijn ontsnappingsplan kon hij echter niet alleen uitvoeren. Het was zoeken naar iemand die kon helpen bij de uitvoering. Dat werd nog zoeken. De meeste medebewoners waren uiterst terneergeslagen en wachtten wel degelijk op een kans aan hun opsluiting te ontsnappen. Maar dit wachten had hen ook nogal apathisch gemaakt. Klachten over hoofdpijn en slapeloosheid vlogen je om de oren, de hele dag. Al was het maar om aan die ergernis te ontsnappen…

“Gewoon over die muur heen en wegwezen hier,” had Ayoub op een recreatieuur buiten gezegd met een gebaar naar de muur. “En dan?” had Reza gevraagd. “Een neef van mij woont in de stad, ik weet wel waar ik naartoe moet.” Ayoub stond geboekt als Algerijn, als het Reza echt geïnteresseerd had zou hij hebben kunnen concluderen dat Ayoub uit Marokko kwam. Maar ontsnappen was zijn enige interesse. En hij nam Ayoub in vertrouwen. Hij stemde in, in ruil zou hij voor de eerste paar dagen opvang zorgen – een belofte die Ayoub niets zou kosten.

Zondag 14 juli, een hete zomerdag. Twee paviljoens hadden recreatie op de binnenplaats die eigenlijk buitenplaats zou moeten heten. De muur van een meter of elf hoogte met prikkeldraad erop scheidde hen van de buitenwereld. “Paviljoen” was de aanduiding voor twee verdiepingen in het torengebouw. Er was bewaking, maar die stelde deze middag niet veel voor: twee landerig toekijkende vrouwen. En er viel ook niet veel te zien. Het spannende gebeurde terwijl het nog moest doordringen tot de omstanders en bewakers. Reza had zeven karatepakken uit de sporthal meegenomen en aan elkaar geknoopt. De lange witte sliert nam hij mee, met een snel gebaar naar Ayoub: “nu!” Gelukkig was Ayoub vlot van begrip.

Beiden renden naar de muur, Ayoub klom al in de ketting van karatepakken terwijl Reza nog moest richten op de bovenkant. De slinger landde net over de meegevende draden. Ayoub was al bovenop, kon zonder problemen over de draden heen en hij hield een plukje draad vast omlaag voor Reza. Die klom ook snel in het karatepakkenkoord. De bewaaksters waren vooral verbaasd. “Wat doen jullie nu?” vroeg er een, alsof zij dacht dat het bij recreatieve sport hoorde. De gevangenen beseften evenwel terwijl Reza de muur beklom dat er iets bijzonders aan de hand was, en zij applaudisseerden.

De opgetrokken ketting hielp niet veel bij de afdaling – na een eindje sprongen de mannen achtereenvolgens in de slotgracht. De bewaaksters waren inmiddels van hun verbazing bekomen. Reza en Ayoub waadden zo snel mogelijk door de gracht, Reza ontdeed zich in de bosjes op het spoortalud vlug van een laag kleding en voort gingen zij, met de dekking van bosjes en struiken. Daar kwamen zij aan bij de trekvaart, een brede barrière die hun misschien juist wel goed uitkwam. Als er speurhonden werden ingezet zou hun spoor onvindbaar worden. Zij zwommen snel maar beredeneerd in een diagonaal over de vaart. Het was een hete dag, en in Amsterdam wordt zelden iets vreemd opgevat, dus de zwemmende mannen werden nauwelijks bekeken – het was hoe dan ook een stille hoek van de stad. Aan de overkant waren opnieuw veel bosjes en struiken die hen aan het gezicht konden onttrekken. Dat was inmiddels al nodig: er cirkelde een helikopter boven de polder, maar net niet handig genoeg. Het volkstuincentrum aan de overkant van de vaart bood voldoende sluip- en kruipgelegenheid om onopgemerkt weg te komen. En op een gegeven ogenblik zou de speurtocht wel gestaakt worden.

Tenslotte waren Reza en Ayoub geen gevangenen, maar geweigerde vreemdelingen. En het kwam vaak genoeg voor dat dezen op straat gezet werden met de mededeling: “U heeft 24 uur de tijd om dit land te verlaten.” In het pays légal was de zaak daarmee opgelost, in het pays réel betekende het dat er weer wat illegale vreemdelingen zonder papieren extra rondliepen. Hun omgekeerde Bastillebewerking had iets toegevoegd aan het werkelijke land. Er was geen reden hard te blijven zoeken naar degenen die juridisch gesproken niet eens ontsnapt waren. En waar ze van moesten gaan leven in de toekomst – dat zou hen snel genoeg weer in aanraking doen komen met het pays légal. Die toekomst lag nog voor hen, inmiddels hadden ze de Middenweg bereikt. In een café belden zij het adres van de familie van Ayoub. Reza werd niet met open armen ontvangen in het huis van Ayoubs familie, maar een of twee dagen – dat mocht – en daarna… daar moest God maar in voorzien.