Eis het ontslag van Jozias van Aartsen

Quoted post


Gast

#5667 Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: participatiemaatschappij

2014-07-31 15:52

#5664: - Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: participatiemaatschappij

Redeneer jezelf maar in de rondte. Je gebruikt een foutief woord en wilt net zolang rondtollen tot jouw woordkeuze bijna goed lijkt. Nou joh, dan is het in jouw ogen toch goed?

Mag ik dan een tripje Specsavers aanrader?

 

http://www.arcon.nl/uploads/pdf/2013_08Literatuurstudie%20van%20verzorgingsstaat%20naar%20participatiesamenleving.pdf

Over het begrip participatieis al wel meer bekend. In de literatuur zijn er veel verschillende definities en varianten van het trefwoord participatie te vinden. Woorden die onder andere gerelateerd zijn aan participatie, zijn: zelfsturing, burgerinitiatieven, burgerparticipatie, burgerkracht, maatschappelijke en politiek participatie, overheidsparticipatie, betaalde en onbetaalde participatie. Veel van deze woorden kunnen gezien worden als verschillende stappen op de zogenoemde participatieladder, die in 1969 door Sherry Arnstein werd geïntroduceerd. Volgens Vreugdenhil (2011) ontstaat in de beleidspraktijk gemakkelijk spraakverwarring rond het begrip participatie. Bijvoorbeeld zelfsturing en burgerparticipatie kunnen gezien worden als verschillende vormen. Bij zelfsturing zijn burgers eigenaar van hun eigen initiatieven en wordt de overheid hooguit gevraagd om mee te doen (overheidsparticipatie). Bij burgerparticipatie is de overheid eigenaar en worden burgers gevraagd om mee te doen. Het begrip heeft dan ook uiteenlopende betekenissen en vormen, zoals: economische participatie, politieke of beleidsparticipatie, onderwijsparticipatie, maatschappelijke en sociale participatie. Door het gebruik van participatieladders wordt participatie al snel een normatief begrip: een ladder zou betekenen dat de ene vorm van participatie hoger staat dan een andere vorm. Is de ene vorm van participatie beter dan de andere? En is er echt een opeenvolging van treden of kunnen burgers op verschillende manieren participeren (en kunnen ze dus op verschillende treden staan)?

In het kader van de Wmo lijkt de definitie simpel: Meedoen! Daadwerkelijk staat er in de Memorie van Toelichting geschreven dat er wordt beoogd om “participatie van alle burgers mogelijk [te] maken en [te] bevorderen” (Tweede Kamer, 2005). Er wordt dus beoogd om zoveel mogelijk mensen (in het bijzonder mensen met beperkingen) zo lang mogelijk mee te laten doen aan hun eigen zorg en welzijn en aan die van de samenleving in het algemeen. Meest centraal staat de vraag naar een nieuwe balans van verantwoordelijkheden. In dit verband stelt Vreugdenhil (2012) dat de Wmo vraagt om meer eigen verantwoordelijkheid van mensen over hun eigen zorg, maar ook om meer verantwoordelijkheid van mensen voor elkaar. In de uitwerkingen van de Wmo wordt participatie dan ook begrepen als een “gewenste vernieuwing van de verhouding tussen overheden, individuen en de verschillende sociale structuren waarvan ze deel uitmaken” (Vreugdenhil, 2012, p.14).

[…]

4. Wat is de rol van de burger?

De meest centrale rol in de participatiesamenleving kan per definitie worden toegedicht aan de burger. Volgens de bestudeerde literatuur kan de rol van de burger worden geïdentificeerd door de opvattingen over wat ze niet kunnen doen, ofwel welke taken aan de overheid of professionals moeten worden overgelaten. Waar de lijn moet worden getrokken schetsen De Boer & Van den Lans (2011) in hun onderzoek met het begrijp “kerntaken”. Dit zijn de taken die de overheid direct of indirect moet overnemen en die ze niet aan de burger kan overlaten. Volgens hun interview met adviseur Jeroen Hoenderkamp zijn de grenzen van burgers beperkt zichtbaar, maar kan er toch een duidelijke lijn worden getrokken. Hij ziet kerntaken van de overheid in activiteiten als het verhelderen van de vraag, het doorverwijzen en ondersteuning bieden aan de meest kwetsbare groepen.

In het bijzonder als het gaat om geweld en complexe problemen zijn meerdere respondenten het er over eens dat dit een taak van de overheid moet blijven. Ook Polie (2007) benadrukt dat, als het gaat om aspecten van veiligheid, de rol van de burger beperkt zou moeten zijn. Dit is primair een taak van de overheid en professionals. Toch betekent ‘beperkt’ niet dat er geen rol voor de burger kan zijn. Zo stelt een directeur van een Amsterdamse welzijnsinstelling dat participatie van burgers ook bij kerntaken wel een belangrijk bijdrage kan leveren, maar onder voorwaarde dat er professionals en overheidsfinanciering beschikbaar is (De Boer & Van der Lans, 2011).

In ieder geval lijkt er dus een onderscheid te moeten worden gemaakt tussen welke taken burgers geheel kunnen overnemen en aan welke taken zij een bijdrage kunnen leveren. Toch moet er bij de zoektocht naar deze grenzen een duidelijke markering worden aangebracht, want grenzen verschuiven en zijn niet statisch (Polie, 2007). In deze zin lijken de grenzen van zelfsturing afhankelijk van de wijze van hoe men dit veld benadert. In de woorden van directeur van Vorkmeer, Jan Custers, zou dit betekenen: “Zelfsturing is geen doel op zich, maar een weg waarlangs een gemeenschap kan werken aan een eigen, leefbare toekomst” (Custers, 2010: 21).

Ook Polie (2007) ondersteunt het idee van een proces naar meer zelfsturing en doet verschillende aanbevelingen over hoe men mogelijkheden van zelfsturing kan bevorderen in een bestuurlijk perspectief. Ook meer recente stellingen als “alles wat we aandacht geven groeit” lijken deze denkwijze te steunen (Custers, 2012: 1). Het lijkt vanuit dit perspectief twijfelachtig of een te beperkte denkwijze en het zoeken naar grenzen in plaats van het benutten van de krachten van burgers daadwerkelijk meerwaarde oplevert op weg naar een participatiesamenleving. Sommige auteurs zien een relatief strakke lijn tussen kerntaken van de overheid en organisaties en mogelijkheden voor maatschappelijke zelfsturing. Anderen vinden echter dat zelfsturing geen grenzen kent (Custers, 2010: 1). Toch is er overeenstemming te vinden in het feit dat de burger zelf ook mee moet willen doen en niet alleen de verantwoordelijkheid voor zijn welzijn zoekt bij maatschappelijke organisaties of overheidsinstellingen.

Alleen als de burger zelf naar mogelijkheden zoekt om mee te doen zou de participatiesamenleving gestalte kunnen krijgen. De kleine lokale gemeenschap en de burger zelf vormen de bron van maatschappelijke actie. In deze samenhang ziet Vreugdenhil (2012) mogelijke knelpunten wat betreft de overheersende opvattingen over wat zelfredzaamheid voor de burger eigenlijk betekent. In haar onderzoek concludeert zij dat burgers het al zelfredzaam vinden als ze weten naar welke instelling ze moeten om hun probleem op te lossen. Volgens haar is de hoofduitdaging van bestuurlijke organen en van de samenleving zelf om opvattingen van zelfredzaamheid te veranderen van ‘zoveel mogelijk zelf doen met behulp van professionele zorgverleners’ naar ‘zoveel mogelijk zelf doen met behulp van de directe sociale omgeving’ (Vreugdenhil, 2012: 227). Dit vereist dus een “cultuuromslag bij burgers” (ROB, 2012a: 105).

Wat betreft de rol van de burger kan worden opgemerkt dat deze actief moet worden om zelf oplossingen te zoeken in plaats van direct naar het voorzieningenaanbod te kijken. Ook Koops & Kwekkeboom (2005) constateren dat, ook als het gaat om mensen met beperkingen, elk lid van het sociaal netwerk naar vermogen moet bijdragen aan het opvangen en ondersteunen van deze mensen en aan het behoud van hun zelfstandige leefsituatie. Pas wanneer hun eigen mogelijkheden en die van hun directe sociale omgeving zijn uitgeput, kunnen ze een beroep te doen op de lokale overheid (Vreugdenhil, 2012). Burgers moeten zich bewust worden van deze nieuwe verantwoordelijkheid en het ook gewoon durven om dergelijke taken voor de mensen in hun sociale omgeving over te nemen.

In het advies Redzaam ouderpleit de RVZ (2012) ervoor dat burgers eerder in hun leven nadenken over hun oude dag en tijdig voorzorgsmaatregelen nemen. Het “huidige beroep op collectieve voorzieningen is immers onhoudbaar voor de toekomst en dit vraagt van burgers meer eigen verantwoordelijkheid” (RVZ, 2012: 33). Een suggestie is om dit via een zorgverklaring te regelen, waarin burgers aangeven hoe ze de zorg op hun oude dag willen regelen en hoe zij deze bekostigen (ROB, 2012b).

[…]

Conclusie: Samen op weg naar de participatiesamenleving

In deze korte uitwerking werd beoogd om de rolverdeling in de komende participatiesamenleving te verhelderen. De centrale onderzoeksvraag was: Wat is er vanuit de literatuur bekend over de rolverdeling tussen burgers, gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen in de participatiesamenleving?

Het werd duidelijk dat er geen specifieke antwoorden zijn op deze vraag behalve dat elk gemeente zelf een antwoord moet vinden. Uit de literatuur blijkt dat in het algemeen een regisserende rol en geen uitvoerende rol voor gemeenten wordt weggelegd. Ze bemiddelen en coördineren de bestaande sociale structuren, initiatieven en organisaties. Behalve dat gemeenten als opdrachtgever en instellingen als opdrachtnemer te zien zijn, worden instellingen ook gezien als bondgenoten voor gemeenten in de transities. Voor de instellingen geldt dat zij dezelfde grondhouding als gemeenten zouden moeten hebben tegenover burgers: faciliterend en uitnodigend. Zorg voor de meest kwetsbare burgers blijft belangrijk maar daarnaast wordt steeds belangrijker: betrekken van familie, vrienden, buurtbewoners en vrijwilligers bij leefbaarheid, zorg en welzijn; ondersteunen en stimuleren van mantelzorgers, vrijwilligers en burgerinitiatieven; verbindingen leggen in wijken; bemiddelen, faciliteren, verwijzen; het initiëren van (nieuwe) preventieve en collectieve oplossingen. Oftewel het ondersteunen en inzetten van bestaande participatiecontexten. De rol van burgers ligt in het mee willen doen en actief naar mogelijkheden zoeken om meer regie over hun leven te kunnen voeren. Ook moet er een actieve houding worden aangenomen als het gaat om het verlenen van hulp en het ondersteunen van elkaar. De zoektocht naar een participatiesamenleving is een zoektocht naar een andere cultuur, die gedragen wordt door zowel overheden, instellingen als burgers. Custers (2012) stelt dat er alleen een goede rolverdeling kan worden gevonden als er een wederzijdse en constante dialoog tussen gemeenten, instellingen en burgers gevoerd wordt. “In deze dialoog wordt gezamenlijk gezocht waar de grenzen van [...] verantwoordelijkheid van burgers liggen en hoe deze grenzen verlegd kunnen worden om de openbare ruimte voor burgers ‘op te rekken “.

 

Reacties


Gast

#5672 Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: participatiemaatschappij

2014-07-31 16:02:23

#5667: - Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: Re: participatiemaatschappij

Je bent een onnozele zwetser met je woordspelletjes.

Je wil het gewoon niet begrijpen, dat is het punt.

je zult waarschijnlijk ook Wilders aangeklaagd hebben middels een voorgedrukt aangiftebiljet.

Dit is wat ik bedoel met de o zo geliefde participatiemaatschappij on van Aartsen en co.

Kijk maar eens op geen stijl het nieuwe topic.

"daargaan we dan"

Simpele ziel