In een ingezonden brief (‘Vluchtelingen gratis in de Peppel’, papieren editie de Edese Post van woensdag 23 december 2015) spreekt Y.F. Bouma uit Lunteren grote zorgen uit over de ontwikkelingen omtrent vluchtelingen.

Niet de verwoestende bombardementen op Syrië, de terreur van de IS waar mensen voor op de vlucht slaan of de duizenden doden in de Middellandse Zee zijn het onderwerp van zorgen.

Nee, het feit dat zwembad de Peppel de vluchtelingen in de noodopvang in Ede met Kerst twee uur zwemmen aanbiedt, kan er bij Bouma niet in. Want, stelt de auteur van de brief, zelf heeft Bouma voor vier kinderen immers meer dan 3.000 euro moeten uitgeven aan dure A en B zwemlessen. Bouma: “Dit valt toch niet meer te begrijpen?”

Kennelijk heeft Bouma het een en ander inderdaad niet goed begrepen.

Er staat nergens dat de Peppel vluchtelingen gratis zwemles gaat aanbieden. Eén keertje mogen zwemmen is niet te vergelijken met zwemles. (Een toegangskaartje recreatief zwemmen kost met groepskorting €3,10!) Er zijn maximaal 370 vluchtelingen die mogen gaan zwemmen. Maar denkt u dat ze dat allemaal gaan doen? Ik denk het niet: onder de groep vluchtelingen zullen veel mensen zijn die niet kunnen zwemmen, niet durven zwemmen of geen zwemkleding hebben (en ook geen geld om zwemkleding te kopen). Dus er zal maar een klein gedeelte gebruik maken van het aanbod van de Peppel.

De Peppel heeft het aanbod niet alleen aan de vluchtelingen gedaan: ook de mensen die ingeschreven staan bij de Voedselbank mogen komen zwemmen. Daar hoor ik Bouma niet over – klaarblijkelijk wordt het aanbod van de Peppel aangegrepen om selectief verontwaardigd te zijn en iets vervelends over vluchtelingenbeleid te kunnen zeggen.

Net als Bouma ben ik ook ouder van vier kinderen. Maar – in tegenstelling tot Bouma die zich dat kennelijk wel kon veroorloven (tel je zegeningen!) – heb ik mijn kinderen nooit A en B zwemlessen ter waarde van 3.000 euro kunnen geven. Simpelweg omdat daar geen geld voor was. Dat betekent niet dat ik een ander dan twee uurtjes zwemmen misgun. 

Verderop stelt Bouma in de brief dat het draagvlak bij de burgers afbrokkelt. Ik zou zeggen, Bouma, spreek voor jezelf en niet in naam van andere burgers – waarvan ik er ook één ben.

Uit onderzoek van I&O Research (publicatie Volkskrant, 19 dec 2015) blijkt dat tweederde van de Nederlandse burgers het géén probleem vindt als er een AZC in de gemeente zou komen. En als zo’n AZC er uiteindelijk is, blijkt de overlast véél minder dan van tevoren gevreesd werd. Bij een overduidelijke meerderheid is er dus wel degelijk draagvlak voor de opvang van vluchtelingen.

Dat blijkt ook lokaal: een aantal bedrijven is enthousiast over het initiatief van de Peppel en ondersteunt dit financieel. Al met al komt er dus geen cent uit de gemeentekas voor dit aanbod en begrijp ik derhalve niet zo goed waarom Bouma stelt dat ‘het gemeentebeleid steeds meer gaat schuren’.

Dan die laatste zin van de ingezonden brief, die specifiek aan burgemeester Van Der Knaap gericht is: “u moet niet verbaasd zijn als ongeregeldheden zoals deze in Geldermalsen hebben plaatsgevonden ook in uw gemeente gaan plaatsvinden.”

Wat bedoelt Bouma nou eigenlijk? Is de wens hier de vader van de gedachte of zou dit zelfs een nauwelijks verholen dreigement moeten zijn? Wat er in Geldermalsen gebeurde (en in Steenbergen, Pannerden, Oranje, Anna Paulowna en Wormerland – de lijst wordt steeds langer en schrikwekkender), is te triest voor woorden. Dit geweld, deze haatdragendheid, dat is waar ik me zo langzamerhand steeds meer zorgen over maak. En dat geweld komt niet uit de lucht vallen: het wordt mede mogelijk gemaakt door stemmingmakerij van landelijke en lokale politici, door burgers die onder het mom van bezorgdheid het vuurtje keer op keer aanwakkeren. En door de media – in dit geval de Edese Post – die daar stééds maar een podium aan geeft.

Deze onverdraagzaamheid en de daaruit voortvloeiende toename van geweld, dat is waarom ik een bijzonder bezorgde burger ben.

(artikel ingestuurd naar de website van de Edese Post, maar gezien de politieke kleur van het lokale krantje is het maar de vraag of het geplaatst wordt en zo ja, voor hoe lang)